Search

คำสอน

Onderwerp 11: De Tabernakel

[11-3] Jahweh, de Levende God (Exodus 34:1-8)

Jahweh, de Levende God
(Exodus 34:1-8)
“Toen zeide de HEERE tot Mozes: Houw u twee stenen tafelen, gelijk de eerste waren, zo zal Ik op de tafelen schrijven dezelfde woorden, die op de eerste tafelen geweest zijn, die gij gebroken hebt. En wees bereid tegen den morgenstond; dat gij in den morgenstond op den berg Sinai klimt, en stel u aldaar voor Mij, op den top des bergs. En niemand zal met u opklimmen; dat er ook niemand gezien worde op den gansen berg; ook het kleine vee, noch runderen zullen tegenover dezen berg niet weiden. Toen hieuw hij twee stenen tafelen, gelijk de eerste; en Mozes stond des morgens vroeg op, en klom op den berg Sinai, gelijk als hem de HEERE geboden had; en hij nam de twee stenen tafelen in zijn hand. De HEERE nu kwam nederwaarts in een wolk, en stelde Zich aldaar bij hem; en Hij riep uit den Naam des HEEREN. Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid.Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid. Mozes nu haastte zich en neigde het hoofd ter aarde, en hij boog zich.”
 
 
We moeten uitvinden wie deze God waarin we geloven eigenlijk is
 
Laat ons beginnen door ons tot Exodus 3:13-16 te wenden: ”Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen? En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN, Die IK ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden! Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen: De HEERE, de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht. Ga heen, en verzamel de oudsten van Israel, en zeg tot hen: De HEERE, de God uwer vaderen, is mij verschenen, de God van Abraham, Izak en Jakob, zeggende: Ik heb ulieden getrouwelijk bezocht, en hetgeen ulieden in Egypte is aangedaan.”
 
 

Wie is Jahweh God?

 
De naam van de Heer is in het Hebreeuws Jahweh of Yhwh, origineel Jehova, en Jahweh betekent Hij die uit Zichzelf bestaat. God is, met andere woorden, niet een schepping, maar Hij die door Zichzelf bestaat, de Schepper die het hele universum en alles erin heeft geschapen.
Laat ons eens naar Exodus 6:2-7 kijken: “Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE. En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaan, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn. En ook heb Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht. Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten; En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen, en Ik zal u tot een God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de lasten der Egyptenaren.”
Bovenstaande vers 3 zegt, “En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest.” In de King James Version Bijbel staat de zin “doch met Mijn Naam Heere” geschreven als “door mijn naam JEHOVAH.” Het Hebreeuwse woord JEHOVAH betekent “de Ene die bestaat” of “de juiste naam van de ene ware God.” God heeft Zijn naam Jehova niet eerder aan de mensheid bekend gemaakt. De mensen van die tijd noemden Hem gewoon God. Maar nu wilde God, om het volk van Israël te redden, Zijn naam Jehova bekend maken aan alle mensen van deze wereld. “Ik ben Jehova. Ik ben Jahweh. Ik ben wie ik ben, Hij die uit Zichzelf bestaat.” God wilde Zichzelf dus laten kennen.
God is Hij die bestaat uit Zichzelf, “de God van Abraham, Isaac en Jakob.” Hij leeft al van voor de alleroudste tijden, zelfs nog voor het begin van alles. God leeft en bestaat, met andere woorden, eeuwig. God heeft het volk van Israël, de kinderen van Abraham, toegestaan om 430 jaar in ballingschap te leven in Egypte, en daarna beloofde Hij dat Hij hen van hun slavernij zou bevrijden en ze naar het land van Kanaan zou leiden. Precies zoals Hij dus had beloofd, verscheen Jehova God na 430 jaar en gebood Mozes om het volk van Israël te verlossen van de vervolging van de Farao. “Ik ben Jehova. Ik ben wie ik ben, jullie God. Laat Mijn volk gaan.” Voor Zijn volk toonde Hij Zichzelf aan Mozes en gebood de Farao om Zijn volk te laten gaan, want Jehova God wist van het leed van het volk van Israël. Omdat Hij wist dat Zijn volk onder hun leed kermden, zei God dat Hij hun van hun slavernij zou verlossen.
Na 430 jaar sinds Hij Zijn belofte aan Abraham maakte, kwam God naar het volk van Israël en toonde Zichzelf aan hen. “Ik ben Jehova. Ik ben God. Ik ben gekomen om de belofte te vervullen die ik Abraham, jullie vader, gemaakt heb, dat ik zijn kinderen uit Egypte naar het land van Kanaan zal leiden. En ik weet van al jullie leed. Ga nu naar de Farao en vertel hem dat.” Dit is wat Jehova God zei.
We moeten ons realiseren dat God in feite de God van Abraham, Isaac en Jakob is. God is ook onze eigen God, van u en mij. Wat is dan Zijn naam? Zijn naam is Jahweh, wat “Hij die uit Zichzelf bestaat” betekent. God bestond zelfs voor de schepping van het universum als Hij die uit zichzelf bestaat, en wiens wezen niet door iemand anders dan uit Zichzelf kwam. 
 
 
We moeten de betekenis van Gods naam begrijpen
 
Het is belangrijk dat we ons realiseren en geloven dat God eigenlijk Hij is die uit Zichzelf bestaat, de Ene die ons heeft gemaakt, die over ons heerst, en die ons van onze zonden heeft verlost. We moeten in Jahweh God geloven, als onze absolute God, want deze Jahweh God schiep in feite het hele universum en blijft zelfs nu voortbestaan. 
Evenals de mensen van Israël, geloven u en ik ook in God, en hebben wij ook Zijn geboden voor Zijn aanwezigheid ontvangen. Net zoals de mensen van Israël gefaald hebben om zich aan de hele Wet te houden, zo hebben wij ook gefaald om volgens de Wet te leven. Vanwege onze zonden voor God zijn we dus ook het soort wezens die het niet kunnen vermijden om onderworpen te worden aan het vreselijke oordeel voor de zonde. Vanwege onze zonden, konden we eigenlijk niet ontsnappen van de veroordeling voor onze zonden door Hem. 
Daarom zou iedereen van ons een afkoopsom aan God moeten betalen om voor zijn/haar zonden te verzoenen. Om van onze zonden gered te worden, moesten we God de Vader, met ons geloof, de lonen van de verzoening geven die gelijk staan aan ons eigen leven. We moesten dus eigenlijk een offer brengen dat gelijk staat aan ons eigen leven om Zijn juiste oordeel te bevredigen en om de genadige liefde van God te onthullen. Slechts door de eigenlijke verzoening van leven voor onze zonden te geven, kon de vrede tussen God en ons, de mensheid, hersteld worden. Het is slechts door geloof dat we verlost kunnen zijn van al onze zonden en de veroordeling.
Omdat dit inderdaad het geval is, moeten we, als we voor God staan, toegeven dat we vanwege onze zonden die we voor Hem hebben begaan, het niet kunnen verhelpen om veroordeeld en bestraft te worden voor deze zonden. Als we in God als onze Verlosser geloven, moeten we werkelijk erkennen en toegeven dat we verdoemd zijn om naar de hel te gaan vanwege onze zonden en we moeten in de Messias geloven, die de lonen voor onze zonden heeft betaald en ons heeft verlost van het oordeel voor de zonde als onze eigen Verlosser. Als we voor God staan, moeten we in het doopsel en het bloed van Jezus Christus geloven, het offer voor onze zonden en in Hem als de Messias geloven, en Hem als dusdanig erkennen. We moeten toegeven dat we voor God allen zondaars zijn geworden omdat we ons niet aan Zijn geboden hebben gehouden en we moeten geloven dat Jezus Christus de Messias is die ons van onze zonden heeft verlost.
We moeten herkennen dat we het niet zouden kunnen vermijden om onderworpen te worden aan Gods straf voor de zonde. Door dus onze zondigheid toe te geven, kwalificeren we ons om de zegen van de verlossing van de zonden te ontvangen die God ons heeft gegeven, en we zijn in staat de basis te leggen voor ons geloof dat Gods genade kan vergaren en Zijn verlossing van de zonden kan ontvangen.
Om ons Zijn eigen kinderen te maken, schiep God ons naar Zijn eigen beeld, maar Hij stond ons toe om geboren te worden in zwakheid. Als de nakomelingen van Adam, zijn we allen geboren zondaars, maar dit is Gods nauwkeurige voorziening om ons Zijn kinderen te maken. 
We zijn zulke wezens dat het niet te vermijden is dat we voor onze zonden veroordeeld worden, maar om Zijn wil te vervullen, zond God Zijn eigen Zoon naar ons en heeft ons van al onze zonden vergeven. Jezus, de Zoon van God, ontving Zijn doopsel en stierf aan het Kruis uit gehoorzaamheid voor Gods plan. Jehova God heeft daarom nieuw leven aan degenen gegeven die geloven dat alle zonden van de wereld aan Zijn Zoon zijn doorgegeven door Zijn doopsel van Johannes, dat Hij ons van alle zonden gered heeft met Zijn bloed aan het Kruis en dat Hij dus alle vervloeking voor onze zonden droeg.
Het doopsel van Jezus en Zijn bloed, zijn het offer dat meer dan genoeg was om ons, als we geloven, een nieuw leven te laten ontvangen, om gered te worden van al onze zonden en om Gods kinderen te worden. We moeten gered worden van al onze zonden door te geloven en met ons geloof in de blauwe, paarse en dieprode wol en het getweernde linnen, moeten we het soort geloof hebben dat ons toestaat om het volk van God te worden. Het is de absolute waarheid dat slechts degenen die zulk geloof hebben, daadwerkelijk Gods eigen volk kunnen worden.
 
 
Alle godheden van de religieuzen van deze wereld zijn slechts schepsels van de mensheid
 
Behalve Jehova God, Jezus Christus en de Heilige Geest, zijn alle andere godheden slechts wereldlijke godheden die door de mens zelf zijn uitgevonden. Behalve God, is er niets in deze wereld dat uit zichzelf bestaat. Daarom zegt Jahweh God, “Ik ben die ik ben.”
Is er eigenlijk wel iemand die uit zichzelf bestaat? Boeddha werd geboren van de schoot van zijn moeder en dus is hij slechts een schepsel van God. Evenals Confusies en Mohammed, want zij werden allen geboren van hun ouders, en daarom zijn het slechts wezens die door God gemaakt zijn. De beelden van Boeddha die zijn volgers hebben gegoten of gesneden, zijn slechts scheppingen van de mens, die gemaakt zijn van steen of metaal wat God zelf heeft geschapen. Alles, van de zon tot de maan, de sterren, het water en de lucht, en de melkwegstelsels van het universum zijn allen geschapen van God. Er is niets in deze wereld dat niet door God gemaakt is. Zelfs de engelen, geestelijke wezens, zijn door God gemaakt.
Slechts de God van Abraham, Isaac en Jacob, waarin wij geloven, is Jahweh God, die uit zichzelf bestaat. Jahweh God werd niet door iemand anders gemaakt. Slechts Hij bestaat uit Zichzelf, slechts Hij is de Schepper van het hele universum en slechts Hij is de Ene die u en mij maakte. Alleen deze Jahweh God heeft in Zijn wil bepaald om ons van onze zonden te redden en om ons Zijn eigen volk te maken.
Doordat God dus bepaald heeft dat Hij ons huilend in deze wereld geboren liet worden en met lege handen terug laat keren, en het is door dit plan dat Hij ons heeft toegestaan om in deze wereld te lijden zodat we het niet kunnen verkomen om naar God te zoeken en Hem te ontmoeten.
Als we zeggen dat we in God geloven, moeten we werkelijk toegeven dat we het soort wezens zijn die vanwege onze zonden en ons falen om ons aan Gods geboden te houden, het niet kunnen vermijden, om de straf van de dood te aanschouwen, de hel en het vreselijke leed voor God. Voordat we in Jezus Christus de Messias als onze Verlosser geloven, moeten we eerste onszelf als zondaars herkennen, die het niet kunnen vermijden om het vreselijke oordeel voor de zonden te aanschouwen en in de hel geworpen te worden.
 
 

Jahweh God is Alleswetend en Almachtige

 
Slechts God is de Alleswetende en Almachtige God Die ons werkelijk maakte en Die over de wereld heerst. Na dit te herkennen, moeten we voor God toegeven wat voor een zondaars we werkelijk zijn, d.w.z. we moeten toegeven dat we vanwege onze zonden, het niet kunnen voorkomen om onderworpen te worden aan de vreselijke toorn van God. En we moeten in de waarheid geloven dat door in het Lam van God te geloven, die kwam om ons van al onze zonden te verlossen en door al onze zonden aan deze offerande voor de zonden te geven door het opleggen van de handen op Zijn hoofd, al onze problemen van de zonden zijn opgelost. Wij zijn het die in feite voor onze zonden veroordeeld dienen te worden en ervoor moeten sterven, maar omdat dit offer al onze zonden met Zijn doopsel wegnam, konden onze zonden weggewassen worden. We moeten in deze waarheid geloven. We moeten herkennen dat door dit offer, God de Almachtige, voor wie niets onmogelijk is, ons, die het niet konden voorkomen om naar de hel te gaan, inderdaad gered heeft van onze zonden. Mensen die zo geloven, zijn de ware gelovigen van Jezus Christus de Messias.
Het is in feite verkeerd om willekeurig in de Messias te geloven. Als we zeggen dat we in God geloven, moet ons geloof gevestigd zijn op een bijbels juiste basis. En wij moeten de allereerste en krachtige basis van waarheid leggen op Zijn woord dat zegt “Ik ben die ik ben. Ik ben Jehova.”
Het volk van Israël faalde om zich aan de Wet te houden waarvan God hen gebood zich eraan te houden. De geboden die God de Israëli’s gaf, waren ook gegeven aan de mensen in de huidige tijd. Als u werkelijk in God gelooft, en als u werkelijk met uw geloof een kind van Abraham wilt worden, moet u herkennen dat God de 613 geboden niet alleen aan de Israëli’s heeft gegeven, maar ook aan ons, aan iedereen in deze wereld en aan het hele universum. En we moeten eigenlijk herkennen dat we ook gefaald hebben om ons aan de geboden te houden, net als de Israëli’s en dus zijn we ook gedoemd tot de dood, want de “bezoldiging voor de zonden is de dood” (Romeinen 6:23).
We moeten geloven dat God onze zonden met de waarheid van de blauwe, paarse en dieprode wol, vergeven heeft. Om dat te doen, moeten we naar de waarheid van de zaligheid zoeken, waardoor onze Heer ons van onze zonden en de veroordeling van onze zonden gered heeft.
We zouden nooit in staat zijn geweest in de Messias te geloven als we ons niet gerealiseerd hadden dat we verschrikkelijke zondaars zijn en als we niet toegeven dat we verdoemd zijn om veroordeeld te worden voor onze zonden, ondanks dat we gefaald hebben om ons aan Gods strikte geboden te houden. Als mensen zouden geloven dat zij zelfs de Hemel binnen zouden gaan als zij zondig zijn, terwijl God in feite reeds hun zonden in het Boek des Oordeels heeft geschreven, dan zouden zij Gods Wet uit zichzelf veranderen, terwijl ze de zonde begaan dat ze Gods naam nutteloos roepen. Zo’n mensen zullen nooit in staat zijn gered te worden van hun zonden. Zij zullen eeuwig veroordeeld worden voor hun zonden en ze zullen vervloekt worden met de straf van de hel, want het doet er niet toe of zij in God geloven of niet, zij hebben God niet herkend. Deze mensen moeten nu bekeren en zich van hun ongeloof afwenden.
Zelfs op dit moment, is God in ons hart en bestaat uit Zichzelf in al deze plaatsen. En Hij weet alles over ons.
Alhoewel God leeft, zijn er veel mensen die niet in Hem geloven, en sommigen honen Hem. Maar we hebben allen het offer voor onze zonden nodig. Daarom liet God de Israëli’s het verzoeningsoffer geven met hun offer op het brandofferaltaar van de Tabernakel naar de weg van de zaligheid die door God bepaald was.
God is inderdaad Hij die bestaat uit Zichzelf. Hij is de Ene die ervoor was, en nu is. Hij is God die leefde, verscheen, en lang geleden tot onze voorouders van geloof sprak, de Ene die leeft, verscheen en tot ons spreekt, Hij die onder ons werkt, ons leidt en ons leven beheerst.
 
 
De waarheid die we niet mogen vergeten
 
Alhoewel we verlost zijn, is er een ding dat we nooit mogen vergeten. Het is dat, alhoewel we het niet konden voorkomen om eeuwig veroordeeld te worden, onze Heer ons verlost heeft van zo’n oordeel voor onze zonden met Zijn doopsel en door Zijn bloed aan het Kruis te vergieten. Tot de dag waarop we voor onze Heer staan, moeten we in feite deze waarheid nooit vergeten en er altijd met ons hart in geloven. We moeten er zelfs in geloven als we in het Koninkrijk van de Hemel, God loven. We moeten God danken omdat Hij ons heeft toegestaan, het volk dat het niet kon voorkomen om eeuwig vervloekt te worden en veroordeeld te worden voor hun zonden, om in onze Heer als de Verlosser te geloven, en omdat Hij het eeuwige leven aan ons heeft gegeven.
We moeten het evangelie van het water en de Geest altijd herkennen. Wat zou er gebeuren als we niet zouden toegeven dat we voorbestemd zijn om eeuwig veroordeeld te worden vanwege onze zonden? Er zou geen reden voor ons zijn om God te loven. God heeft ons werkelijk gered, de sterfelijke wezens die het niet kunnen voorkomen om voor altijd veroordeeld te worden vanwege onze zonden. Daarom moeten we geloven en de Heer loven, omdat onze Heer Zijn doopsel ontving en Zijn bloed vergoot voor ons. Daarom moet u ook geloven en dit is waarom we allen het evangelie van het water en de Geest moeten preken. Degenen die in het doopsel geloven dat Jezus ontving en het bloed dat Hij voor hun zonden vergoot, hebben een hart dat God looft. Omdat de Heer hun van hun zonden en de dood gered heeft, loven zij Hem iedere dag met hun geloof.
Het probleem is dat sommige mensen Jezus verkeerd hebben begrepen. Hun kennis van Hem is eenzijdig en halfslachtig. Dit is het soort mens wiens geweten reeds bedorven is, die zich zelfs niet realiseren dat zij zonden begaan, terwijl ze in feite overspoeld zijn door allerlei soorten zonden. Degenen die zonden begaan en het toch niet als zonden herkennen, zijn niemand minder dan zondaars.
Alhoewel we eigenlijk zwakke wezens zijn die slechts kunnen zondigen, moeten we onze zonden iedere keer toegeven als we ze begaan, en we moeten het doopsel van onze Heer bevestigen en Zijn bloed aan het Kruis, d.w.z het evangelie van het water en de Geest. We geven daarom in feite toe dat we slechts zondaars kunnen zijn voor God. En door werkelijk in het evangelie van het water en de Geest te geloven, kunnen we opgelucht ademhalen. Inderdaad, door in het evangelie van het water en de Geest te geloven, hebben we nu gemoedsrust verdiend.
Als ik van zondeloosheid spreek, betekent dat niet dat we onze zonden niet zouden herkennen, zelfs als we ze werkelijk begaan. Het betekent niet dat degenen die in het evangelie van het water en de Geest geloven, de zonde niet als zonde herkennen. Alhoewel we in feite verlost zijn van al onze zonden, herkennen we nog steeds de zonden die we begaan voor wat ze zijn, als onze zonden. Wat we nooit moeten vergeten is dat alhoewel we het niet konden vermijden om eeuwig veroordeeld te worden voor onze zonden, onze Heer ons verlost heeft van al onze zonden en de veroordeling van de zonden met Zijn doopsel, Zijn bloed aan het Kruis en Zijn herrijzenis. We moeten nooit vergeten dat onze Heer ons met de blauwe, paarse en dieprode wol gered heeft, maar we moeten het geloven en Hem ervoor loven. We moeten ons herinneren hoe we ervoor waren. Denk eraan dat we ooit zo’n arme wezens waren, die het niet konden voorkomen om eeuwig veroordeeld te worden voor onze zonden. En we moeten de zaligheid van de verlossing van de zonden die gegeven is door God, loven, en Hem dagelijks danken voor Zijn grote genade van de zaligheid. Niets anders dan dit is het geloof van de gelovigen in het evangelie van het water en de Geest.
 
 

Jahweh God leeft zelfs nu

 
Evenals God de God van Abraham, Isaac en Jacob was, is Hij nu ook uw en mijn God. “Want God is geen God van verwarring, maar van vrede, gelijk in al de Gemeenten der heiligen” (1 Corinthiërs 14:33). Hij is niet de God van die Christenen met ingebeelde en opzichtige daden, maar Hij is de God van degenen die in het evangelie van het water en de Geest geloven. We hebben het geloof dat in het Woord van God gelooft en Hem met “ja” gehoorzaamt. God is onze God. Als Hij ons zegt, “Je bent verdoemd om naar de hel te gaan,” dan zeggen wij tegen Hem, “Ja, U heeft gelijk.” Als Hij ons vertelt, “Je zult blijven zondigen tot de dag dat je sterft,” dan zeggen wij ook, “Ja, U heeft gelijk. En als Hij tegen ons zegt, “Maar Ik heb je eigenlijk met Mijn blauwe, paarse en dieprode wol en getweernd linnen gered,” zeggen wij allen maar weer, “Ja, U heeft ontzettend gelijk.” We zijn dus het volk van God geworden dat Hem steeds met “Ja” gehoorzaamt. Ik dank onze God voor Zijn genade dat ons met het evangelie van het water en de Geest gered heeft.
We moeten geloven en in ons hart herkennen dat onze Heer ons inderdaad van al onze zonden gered heeft door het water, het bloed en de Geest en ons daarbij het volk van het Koninkrijk van God heeft gemaakt. Geef dank aan de Heer door te geloven dat het evangelie van het water en de Geest het geschenk van de zaligheid is, dat God u heeft gegeven. 
Ik loof God eeuwig met mijn geloof omdat Hij mij met het evangelie van het water en de Geest eeuwig verlost heeft terwijl ik het eigenlijk niet kon vermijden om verdoemd te zijn tot de hel vanwege mijn zonden. Als we ons eraan herinneren dat we in feite allemaal van brons zijn, d.w.z. dat we niet aan het oordeel van God kunnen ontsnappen, en dat we daarom God alleen maar kunnen loven voor de verlossing van onze zonden, voor het redden van ons met Zijn blauwe, paarse en dieprode wol en getweernd linnen. En we moeten Hem danken door in de waarheid van het evangelie dat verborgen is in deze blauwe, paarse en dieprode wol en getweernd linnen, te geloven. 
Slechts Jahweh God is de God van de hele mensheid. En Hij is God de Verlosser van het hele menselijke ras geworden. We moeten allen in Jahweh God als onze eigen God geloven.