Search

Проповіді

Onderwerp 10: Openbaring (commentaren over Openbaring)

[Hoofdstuk 2-2] Het Geloof Dat Het Martelaarschap Kan Omarmen (Openbaringen 2:1-7)

Het Geloof Dat Het Martelaarschap Kan Omarmen
(Openbaringen 2:1-7)
 
Voor de meesten onder ons is het martelaarschap een onbekend woord, maar voor degenen die opgegroeid zijn in een niet-Christelijke cultuur, is het zelfs nog vreemder. Zeker, het woord “martelaarschap” is niet een woord dat we vaak tegenkomen in ons dagelijkse leven; we voelen ons objectief en op een afstand van het woord, want het is voor ons tamelijk onreëel om ons het werkelijke martelaarschap voor te stellen. Desalniettemin bespreken hoofdstukken 2 en 3 van het Boek van de Openbaringen dit martelaarschap en vanuit dit Woord moeten we het geloof in het martelaarschap in onze harten gronden, dat wil zeggen, het geloof waarmee we gemarteld kunnen worden.
Romeinse keizers waren de absolute leiders over hun volk in het Rijk. Door absolute macht over hun gebied uit te oefenen, konden zij alles doen waarnaar hun hart verlangde. Het Romeinse Rijk onderwierpen ontelbare landen aan haar bewind en verrijkte zichzelf met de bijdragen die door de veroverde landen betaald werden, door veel oorlogen te hebben gevoerd en gewonnen. Terwijl het niet een oorlog verloren had, groeide het kleine land uit tot een van de grootste rijken van de wereld. Het kon niet op met de macht die de keizers verkregen. Zo groot was deze macht dat zij uiteindelijk door het volk aanbeden werden als levende goden.
Het was bijvoorbeeld niet ongewoon dat de keizers hun eigen beelden lieten bouwen en het volk ervoor lieten buigen. De verspreiding van de gelovigen in Jezus was meer dan een serieuze bedreiging voor de absolute macht van de keizers, die zichzelf tot goden hadden benoemd. De bijeenkomsten van de Christenen verbiedend, namen zij toevlucht tot een onderdrukkend beleid om de gelovigen te vervolgen, te arresteren, gevangen te nemen en uiteindelijk zelfs te executeren vanwege hun geloof. Het is tegen deze historische achtergrond dat de Vroege Christenen ondergronds gingen in plaatsen zoals de Catacomben, om de vervolging te ontvluchten en het is deze vervolging die de basis vormde dat hun het martelaarschap liet omarmen om hun rechtvaardige geloof te verdedigen.
Op deze manier kwamen er in de periode van de Vroege Kerk martelaars op. De heiligen van die tijd, waren natuurlijk niet martelaars door gewoonweg niet het gezag van de keizers te erkennen. Zij erkenden hun wereldlijke gezag, maar zij accepteerden niet langer dit gezag toen zij gedwongen werden de mens als god te aanbidden en Jezus uit hun hart te verbannen, zelfs niet met de prijs van hun eigen leven. De Romeinse keizers geboden de Christenen om Jezus te ontkennen en hun niet alleen als keizers maar ook als goden te aanbidden. Niet in staat en onwillig om aan zulke eisen toe te geven, bleven de Vroege Christenen de vervolging aanschouwen en het martelaarschap om hun geloof te verdedigen, tot het Edict van Milaan in 313 N.Chr. hun eindelijk religieuze vrijheid gaf. Net als de voorvaders van het geloof dat deden vóór ons, zouden wij ook liever de rechtvaardige dood aanschouwen dan ons geloof te verbannen.
De passage over de zeven Gemeenten in Klein-Azië is niet slechts de omschrijving van de omstandigheden en situaties van die tijd, maar ook de openbaringen over de wereld die nog komen gaat. Hierin wordt de openbaringen gevonden dat de dienaren van God en Zijn heiligen gemarteld zullen worden om hun geloof te verdedigen. Net zoals in de tijd van het Romeinse Rijk, zal er een tijd komen dat een alleenheerser zal opkomen als de moderne versie van de Romeinse keizer, die iedereen aan zijn tirannieke heerschappij zal onderwerpen, beelden van hem laat maken en van iedereen verlangt om ervoor te buigen, en hij zal verlangen dat hij aanbeden zal worden als een god. Dit zal niet lang meer duren, en als dit tijdperk komt, zullen veel heiligen in de voetsporen treden van de gelovigen van de Vroege Kerk tot hun martelaarschap.
We moeten daarom het Woord van vermaning dat onze Heer de zeven Gemeenten in Azië gaf, in ons hart houden. In het begroeten, aanmoedigen en vermanen van de zeven Gemeenten in Azië, beloofde God hun dat “hij die overwint” zal “eten van de boom des levens, die in het midden van het Paradijs van God staat,” en “de kroon des levens” zal ontvangen, “de verborgen manna zal eten”, “de morgenster” en meer! Het is de getrouwe belofte van God dat iedereen die overwint door zijn/haar martelaarschap, door Hem alle eeuwige zegens van de Hemel zal worden gegeven.
Hoe konden de heiligen van de Vroege Kerk dan hun martelaarschap aanschouwen? Het eerste ding dat we ons moeten herinneren is dat degenen die gemarteld konden worden, de dienaren van God en Zijn heiligen waren. Niet iedereen kan gemarteld worden. Slechts degenen die in Jezus als hun Verlosser geloven, niet onder dwang capituleren, vasthouden aan hun geloof en op de Heer vertrouwen, kunnen het martelaarschap aanschouwen.
De Apostel Johannes, die we hier de Kerk van Efeze zien berispen tijdens zijn ballingschap op het eiland Patmos, was de laatste levende Apostel van de twaalf Apostels van Jezus. Alle andere apostels waren reeds gemarteld samen met anderen heiligen. Historisch gesproken waren de heiligen van de zeven Gemeenten in Azië slechts enkelen van de ontelbare Christenen die gemarteld waren tot 313 N.Chr. Zij gingen, op de vlucht voor de vervolging van de Romeinse zegsmannen, letterlijk onder de grond door holen te graven om te vluchten en ze verzamelden zich in ondergrondse begraafplaatsen die bekend stonden als de Catacomben om te aanbidden, door dit alles en nog meer, hebben zij nooit hun geloof verloochend en omarmden zij bereidwillig hun martelaarschap.
De dienaren en heiligen van de zeven kerken van Azië, inclusief de Kerk van Efeze, werden ook gemarteld, ondanks dat zij hier door God vermaand werden. Wat het martelaarschap voor hun mogelijk maakte, was hun geloof in de Heer. Zij geloofden allen dat de Heer God was, dat Hij al hun zonden wegnam, en dat Hij de Herder was die hun allen naar het Duizendjarige Koninkrijk en de Nieuwe Hemel en Aarde zou leiden. Het is dit geloof en de overtuigende hoop die het hun vermogelijkte om al hun angsten en pijn voor de dood te overwinnen die hun martelaarschap met zich meebracht.
We leven nu in de eindtijd. Het zal niet zo lang meer duren voordat de wereld verenigd zal worden onder één gezag en dat een heerser die absolute macht zal uitoefenen, zal verschijnen. Deze alleenheerser zal, zoals in de Openbaringen 13 genoteerd staat, het leven van de heiligen bedreigen en verlangen dat zij hun geloof verwerpen. Maar wij, de heiligen van de laatste dagen, zullen in staat zijn om zijn dreigingen en dwang te overwinnen en ons geloof te verdedigen door het martelaarschap omdat wij hetzelfde geloof hebben als de heiligen van de Vroege Kerk.
In verzen 4-5 vermaande God de Kerk van Efeze door te zeggen, “Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten. Gedenk dan, waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeer u, en doe de eerste werken; en zo niet, Ik zal u haastelijk bij komen, en zal uw kandelaar van zijn plaats weren, indien gij u niet bekeert.” Wat betekent dit? Het betekent dat de Kerk van Efeze het evangelie van het water en de Geest had verlaten. Alle heiligen van de Vroege Kerk, inclusief degenen van de Kerk van Efeze, geloofden in het evangelie van het water en de Geest. Dit kwam doordat de discipels van Jezus allen het evangelie van het water en de Geest verspreid en gepreekt hadden. Dus het evangelie dat de heiligen van die tijd van de Apostels ontvingen, was het hele evangelie en niet het valse, door de mens gemaakte, evangelie dat slechts in het bloed aan het Kruis gelooft.
Maar er wordt gezegd dat de dienaar van de Kerk van Efeze zijn eerste liefde had verlaten. Dit betekent dat de dienaar van de Efezische Kerk het evangelie van het water en de Geest had verbannen van zijn dienst van de kerk. Daarom zei de Heer dat Hij de kandelaar van zijn plaats zou verwijderen tenzij hij berouw toonde. Het verwijderen van de kandelaar betekende het verwijderen van de kerk wat op zijn beurt betekent dat de Heilige Geest niet langer kon werken in de Kerk van Efeze.
Voor de dienaar van de Kerk van Efeze, was de terugkeer naar het evangelie van het water en de Geest eigenlijk niet zo’n moeilijk ding om te doen. Maar dit was de minste van zijn problemen. Wat hem in moeilijkheden bracht was dat hij, terwijl hij in zijn hart in het evangelie van het water en de Geest geloofde, faalde om expliciet te preken wat hij geloofde. Hij accepteerde iedereen die Jezus slechts als hun Verlosser belijdden in zijn kerk, zelfs als zij niet in het evangelie van het water en de Geest geloofden, terwijl de belijdenis tot hun geloof in het evangelie van het water en de Geest voor de gelovigen in feite betekent dat zij bereid zijn voor het martelaarschap.
Vandaar verwelkomde hij iedereen die naar zijn kerk kwam, of zij nu wel of niet hetzelfde geloof in God en Zijn evangelie van het water en de Geest hadden. Omdat het binnengaan van de kerk van God zoveel opoffering verlangt, en omdat de dienaar van de Kerk van Efeze bang was dat deze opofferingen ervoor zouden zorgen dat de mensen de kerk niet zouden binnengaan, faalde hij erin om de absolute waarheid duidelijk te preken.
Maar omdat de Heilige Geest niet aanwezig kan zijn waar geen waarheid is, zei God dat Hij de kandelaar zou verwijderen. Het is niet vanwege het tekort aan de werken van de dienaar en de heiligen van de Kerk van Efeze dat God zei dat Hij de kerk zou verwijderen; maar Hij bedoelde dat Hij niet langer in de kerk aanwezig kon zijn omdat de waarheid er niet langer gevonden kon worden.
Het is een absoluut vereiste dat een kerk van God het evangelie van het water en de Geest volgt. De dienaren en heiligen van God moeten niet slechts in dit evangelie geloven maar het ook duidelijk preken en onderwijzen want slechts in dit evangelie kunnen we de liefde van God, Zijn genade en al Zijn zegens voor ons vinden.
In plaats dat hij dit evangelie preekte, accepteerde de dienaar van de Kerk van Efeze de mensen in zijn congregatie die slechts in het bloed aan het Kruis geloofden. Maar zelfs voor een wedergeboren dienaar, heilige of kerk zou het geloof in het evangelie van het water en de Geest, dat al onze zonden heeft weggenomen met Jezus’ doopsel en Zijn bloed aan het Kruis, en het toch niet te preken, alle werken van onze Heer als nutteloos vertalen.
Als we in dit evangelie geloven en het preken, kan de Heer in ons aanwezig zijn en werken als de Heilige Geest, zelfs al komen wij in de ogen van de Heer tekort. Zelfs als de dienaren van God of de heiligen vol tekortkomingen zijn, kan de Heer hun onderwijzen en leiden door Zijn Woord. In de kerk van het evangelie van het water en de Geest wordt de Heilige Geest gevonden en de aanwezigheid van de Heilige Geest betekent dat de kerk heilig is.
Er kan geen heiligheid zijn voor de dienaren van God of de heiligen als zij niet meer het evangelie van het water en de Geest preken. Zij zullen in staat zijn te zeggen dat zij niet langer zonden hebben, maar de heiligheid kan niet gevonden worden waar het evangelie van het water en de Geest niet gepreekt wordt.
Dit evangelie van het water en de Geest is het evangelie waarin de heiligen van de Vroege Kerk geloofden, het evangelie dat beweert dat de Heer naar deze aarde kwam om de mensheid te redden door alle zonden van de wereld met Zijn doopsel op Zich te nemen en door ze allen weg te nemen met Zijn dood aan het Kruis. Hij nam al onze zwakheden en tekortkomingen met Zijn doopsel weg. God nam al onze zonden van onze zwakheden en tekortkomingen en Hij werd onze eeuwige Herder.
Hoe kan iemand de Heer voor een Romeinse keizer verruilen en een sterfelijke als zijn of haar god aanbidden terwijl men zo rijkelijk gezegend is? Omdat de genade van God zo groots en overvloedig was, konden niet verlokkingen noch dreigementen van een Romeinse keizer de heiligen Zijn liefde laten ontkennen en zij omarmden bereidwillig en graag het martelaarschap om hun geloof te verdedigen. Zij verachtten zowel de bedreigingen die hun probeerden te dwingen hun geloof op te geven als ook de pogingen om hun aan te stellen als ambtenaren om hun te verlokken hun geloof te verbannen voor materiële voordelen. Niets liet hun het geloof verwerpen en hun God verbannen en deze onsterfelijke trouw is wat het voor hun mogelijk maakte, gemarteld te worden.
De harten van de martelaars waren gevuld met de dankbaarheid voor de genade en liefde van God die hun, door het evangelie van het water en de Geest, van hun zonden had verlost. De mensen wiens geloof de liefde van God, die hun voor altijd van hun zonden had verlost, niet kon verraden, verkozen het martelaarschap boven de afvalligheid. De tijd zal komen dat, net als de Romeinse keizers de heiligen van de Vroege Kerk vroegen hun goddelijkheid te erkennen en hun als goden te aanbidden, wij ook gedwongen zullen worden om ons gleoof te verwerpen. Als dit gebeurt, moeten we in de voetsporen treden van de voorvaders van het geloof en ons geloof met martelaarschap verdedigen.
Alhoewel we vol tekortkomingen zijn, heeft God ons zo enorm liefgehad dat Hij al onze tekortkomingen en zonden op Zichzelf heeft genomen. Het maakt niet uit hoeveel we tekort gekomen zijn voor Zijn heerlijkheid, Hij heeft ons in Zijn armen genomen. Hij heeft ons niet alleen omarmd, maar Hij heeft ook alle problemen van de zonden en vernietiging opgelost en ons voor altijd Zijn kinderen en Zijn bruiden gemaakt. Daarom kunnen wij ons geloof in Hem nooit verloochenen en daarom omarmen we bereidwillig en graag het martelaarschap voor Zijn naam. Martelaarschap is om de eerste liefde die God ons gegeven heeft te verdedigen. Het is niet een product van onze menselijke emoties maar van het geloof in het feit dat God ons allen Zijn zegen heeft gegeven ondanks onze zwakheden en tekortkomingen. We kunnen niet gemarteld worden door onze kracht of onze wil maar door ons geloof in de grootsheid van onze God.
Er zijn natuurlijk mensen die als martelaars sterven voor hun land of ideologie. Deze mensen hebben een onbuigzame overtuiging dat wat zij geloven juist is en ze zijn zelfs bereid hun leven voor dit doel op te geven. En wij dan? Hoe kunnen de kinderen van God die wedergeboren zijn door het water en de Geest door hun geloof in Jezus Christus, gemarteld worden? We kunnen gemarteld worden omdat we zo dankbaar zijn voor het evangelie waarmee onze Heer ons liefhad en redde. Omdat God ons, ondanks onze ontelbare tekortkomingen, heeft geaccepteerd, omdat Hij ons de Heilige Geest heeft gegeven en omdat Hij ons Zijn volk maakte en ons zegende om eeuwig in Zijn aanwezigheid te leven, kunnen we Hem nooit verbannen.
God heeft ons ook de Nieuwe Hemel en Aarde beloofd en voor deze hoop alleen, kunnen we ons geloof niet verbannen. Het maakt niet uit wat er gebeurt, zelfs als de Antichrist ons bedreigt en vervolgt tot in de dood in de eindtijd, we kunnen nooit onze Heer en Zijn evangelie van het water en de Geest ontkennen. Zelfs als we voor de voeten van de Antichrist gesleept en gedood worden, kunnen we nooit de genade en liefde van God verraden die ons gered heeft. We zullen, zoals men zegt, nog niet “over ons dode lichaam” de Heer verraden. We zullen gedwongen worden andere dingen te doen, maar er is een ding waaraan we nooit zullen bezwijken: we zullen de liefde van Christus, die ons gered heeft niet, verlaten noch verraden.
Denkt u dat de Antichrist genade met ons zal hebben vanwege onze tekortkomingen? Natuurlijk niet! Het kan hem niets schelen! Maar onze Heer heeft ons heel en volledig gemaakt door al onze problemen op Zich te nemen en in onze plaats veroordeeld te worden, hoe uiterst zwak en gebrekkig we ook zijn. Daarom kunnen we niet de liefde van de zaligheid van de Heer, die ons verlost heeft door het evangelie van het water en de Geest, verlaten en dat is waarom we niet ons geloof in deze eerste liefde kunnen verbannen. Niets kan verbannen worden tenzij we het eerst in ons hart verbannen.
Zo kunnen we, als we het geloof in ons hart houden, ook ons geloof tot het bittere einde toe verdedigen, hoe groot de bedreiging, de verlokking of de dwang die op ons wordt gelegd ook moge zijn. Wanneer we in ons hart de waardevolle liefde die God voor ons heeft, kennen en als we op het einde aan deze liefde vasthouden, kunnen we het evangelie tot de laatste dagen verdedigen. Voor degenen die in geloof lopen, is het martelaarschap nooit moeilijk te omarmen.
We moeten alle ernstig nadenken over het vooruitzicht van ons eigen martelaarschap. Het martelaarschap is niet slechts het volhouden van pijn en lijden. Ons vlees is zo dat zelfs de kleinste steek van een naald ondraaglijke pijnen kunnen veroorzaken. Het volhouden van zulke pijnen van het vlees is niet wat het martelaarschap is. Het martelaarschap gaat zich meer om het opgeven van uw eigen leven. Niet slechts het lijden van fysieke pijnen, maar het werkelijk verliezen van iemand’s leven is waar het martelaarschap om gaat. Als de Antichrist verlangt dat we hem een god noemen en hem zo aanbidden, zullen we onze eigen dood tegengaan. Omdat slechts de Heer onze God is en Hij alleen onze aanbidding verdient, is het slechts gepast dat we gemarteld zullen worden om Zijn naam te verdedigen. We kunnen dit geloof voor niets anders verruilen.
Verdient de Antichrist, die God ontkent en verlangt om aanbeden te worden als een god, werkelijk om zo aanbeden te worden? Natuurlijk niet! Slechts God heeft de macht om de wereld en het universum te scheppen. Hij alleen heeft de macht over leven en dood, Hij alleen is zonder smet, zondeloos en volledig rechtvaardig voor de hele schepping, en Hij alleen heeft de macht om alle zonden van de wereld weg te nemen. En de Antichrist dan? Het enigste dat de Antichrist heeft is de wereldlijke macht. Daarom kunnen wij onze Heer niet voor hem verruilen, en daarom kunnen we ons geloof in de Almachtige God nooit verraden.
God is de Ene die ons zeker voor altijd gelukkig zal maken. Hij zal degenen die zondeloos gemaakt zijn door in Jezus Christus te geloven, in verheerlijkte lichamen opstaan en de poorten van het Duizenjarige Rijk en de Nieuwe Hemel en Aarde voor hun openen. Maar degenen die voor de Antichrist buigen, zullen de eeuwige straf aanschouwen en samen met Satan in de hel worden gegooid. Het zou het dwaaste ding zijn om te doen als wij ons eeuwige geluk zouden weggooien door achter de Antichrist te staan uit angst voor wat slechts vergankelijke pijn en lijden zou zijn. Door deze waarheid te kennen zullen de mensen die met hun hart geloven in het evangelie van het water en de Geest, dapper tegen de Antichrist staan, gemarteld worden en het eeuwige geluk als de beloning voor hun opoffering ontvangen.
U en ik zullen beiden gemarteld worden. Maak geen fout: als het tijdperk van het zwarte paard eindigt, zal het tijdperk van het bleke paard komen, en dan zal de Antichrist opkomen en de plagen van de zeven bazuinen zullen beginnen. De Antichrist zal zeer zeker opkomen, wij, de heiligen, zullen zeer zeker gemarteld worden, en met onze opstanding zullen we zeer zeker vervoerd worden. En we zullen zeer zeker het Koninkrijk van de Duizend jaar binnengaan. Daarom zouden we bereidwillig gemarteld worden als de Antichrist ons vervolgt en onze dood eist.
Quo Vadis, één van de klassieke films, portretteert vele Christenen die hun leven opgaven om hun geloof te verdedigen en die zelfs nog lofliederen zongen toen zij gedood werden. De film zelf is fictie, maar de historische achtergrond is maar al te waar, d.w.z. vele Christenen gaven hun leven op om hun geloof te verdedigen. Waarom deden zij dat? Omdat zij niet konden accepteren wat de Romeinse overheid van hun verlangde, nl. om God te ontkennen en in plaats daarvan andere goden te aanbidden, en om hun geloof te verwerpen.
Als zij hun God verruild hadden zoals de Romeinse keizers verlangden, zouden zij alles veranderd hebben. De keizer zou hun god zijn geworden, hun onderwerpend aan zijn tyrannie en zij zouden in oorlogen sterven als zijn pionnen. Ze zouden niet van hun zonden verlost worden noch zouden zij in staat zijn de Nieuwe Hemel en Aarde binnen te gaan. Daarom konden zij hun geloof niet verraden en in plaats daarvan kozen zij hun zekere dood te aanschouwen in vreugde en lof. Zij konden lofgezangen zingen tot de Heer zelfs toen zij gingen sterven omdat hun hoop groter was dan hun doodspijn.
Het is absoluut kritisch voor ons om het evangelie van het water en de Geest te verdedigen. Het is ook noodzakelijk dat wij in hoop leven, geloven dat na onze dood het eeuwige leven te wachten staat in een nieuwe wereld die vervuld is door geluk en heerlijkheid.
Heeft u ooit voor de Heer geleden? Heeft u ooit echt geleden, niet vanwege uw eigen tekortkomingen en fouten, maar omwille van de Heer? Als ons lijden voor de Heer is, zal al onze pijn in nog grotere vreugde keren. Zoals de Apostel Paulus deze vreugde uitdrukte, “Want ik houde het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden” (Romeinen 8:18). Omdat de vreugde van de heerlijkheid die geopenbaard zal worden in ons, veel groter is dan de pijn van ons lijden voor de Heer, zal al ons huidige leed onder de grote vreugde en geluk van ons geloof begraven worden.
Met andere woorden, de heiligen en de martelaars van de Vroege Kerk konden hun pijn overwinnen en hun leven voor de Heer opgeven omdat zij wisten dat de vreugde die hun te wachten stond veel groter was dan hun onmiddellijke lijden. Hun martelaarschap was geen product van hun capaciteit om de pijn uit te houden en het leed te verdragen, maar van hun hoop op de heerlijkheid die hun te wachten stond.
Over het algemeen houden de mensen hun pijn vol door te denken dat zij eraan moeten wennen. Dit is een moeilijke en vermoeiende strijd. Als hun volharding teleurstellende uitkomsten geeft, wordt hun frustratie zelfs nog groter; al dat lijden voor niets! Maar voor ons Christenen wordt de vreugde en het geluk van onze volharding groter, want wij zijn zeker van onze hoop en beloningen. Als we onze geest met ons hele hart richten op het dienen van de Heer als Zijn getrouwe dienaren, weten we dat de vreugde en het gemak dat ons te wachten staat, veel groter zijn dan de pijn van onze huidige opofferingen. Omdat alle moeilijkheden in deze vreugde begraven zijn, kunnen we allen ons leven voor de Heer leven en zelfs ons martelaarschap namens Hem omarmen.
Mensen hebben zielen, emoties, gedachten en geloof. De vervolging voor hun gerechtigheid kan de wedergeboren zielen slechts onuitspreekbare vreugde en geluk brengen voor de heerlijkheid die hun te wachten staat, omdat de Geest van onze Heer in hun aanwezig is. Maar als zij de eerste liefde verlaten, zal de Heer niet aarzelen om de kandelaar te verwijderen.
Als de mensen die met heel hun hart vreugdig het evangelie van het water en de Geest hebben gediend, dit plotseling niet meer doen, kan dit slechts betekenen dat zij geleidelijk hun vreugde in het dienen van het evangelie, hun eerste liefde, verlaten, zelfs als zij dit evangelie niet helemaal verwerpen. Zij zullen nog steeds vasthouden aan hun persoonlijke geloof, maar als zij niet langer trots zijn het evangelie te preken en niet langer een duidelijk begrip hebben van wat nodig is om gered te worden, zoals dat het bloed aan het Kruis niet genoeg is voor de zaligheid, dan zal hun geloof verdunnen en hun martelaarschap zal voor hun onbereikbaar worden. God zou dan hun kandelaar verwijderen van zijn plaats.
De mensen die het evangelie met plezier en volharding dienen, zullen in staat zijn het martelaarschap bereidwillig te omarmen omdat zij nooit hun eerste liefde hebben verlaten. Omdat deze mensen door God gezegend waren voor hun geloof in de liefde van Christus en door dit te preken, kunnen zij gemarteld worden. Het maakt niet uit hoe begaaft u bent of welke mogelijkheden u heeft, als u niet het evangelie van het water en de Geest verspreidt, zal de kerk van haar plaats verwijderd worden. Dit is een belangrijke boodschap die God ons wilt laten begrijpen. Als we ons deze waarheid realiseren en erin geloven, kunnen we ons hart hernieuwen in de laatste tijden en we kunnen in staat zijn gemarteld te worden namens de Heer.
Wat is de fundamentele essentie dat ons geloof laat voortduren? Het is het evangelie van het water en de Geest. Wat zou het nut van onze werken van geloof zijn als het niet voor het evangelie van het water en de Geest was? De reden waarom we ons geloof kunnen houden, is omdat God ons liefhad en omarmde met Zijn evangelie van het water en de Geest. Omdat deze liefde een onveranderde liefde is die ons verheerlijkt, zijn wij in staat ons geloof te houden en het te blijven preken en verspreiden.
Ondanks onze zwakheden, kunnen we naar God rennen tot het allereinde, omdat het evangelie van het water en de Geest ons heeft gered, en omdat in dit evangelie de liefde van Christus wordt gevonden. We zijn vol tekortkomingen maar omdat we gekleed zijn in het evangelie van het water en de Geest, dat vervuld is door de liefde van onze Heer, kunnen we van onze broeders en zusters houden, de dienaren van God en alle zielen van de wereld. In de grond is de volmaakte liefde buiten het bereik van de mens. Omdat er geen liefde onder ons is, zijn we niet in staat iemand anders lief te hebben, maar slechts onszelf in egoïsme. Veel mensen laten zich bedriegen door de schone schijn, aangetrokken door de glitterende façade die slechts oppervlakkig is. Zij veroordelen mensen naar hun materiële en uiterlijke bezittingen. Maar onder de ware gelovigen is de liefde van God. Dat is wat het voor ons mogelijk maakt om het evangelie, de volmaakte liefde van onze Heer, te verspreiden.
Onze Heer kwam naar deze aarde, werd gedoopt om al onze tekortkomingen te accepteren, en reinigde ons van al onze zonden om ons te redden. Hoe zouden we dan ooit Zijn eerste liefde kunnen verlaten die ons de kinderen van God heeft gemaakt? Misschien komen we in veel aspecten tekort, maar we moeten nooit tekort schieten in ons geloof in deze waarheid. We moeten dit evangelie met ons absolute geloof preken. Wat in tijden van verdrukking het meeste nodig is, is precies dit geloof in het evangelie van het water en de Geest. Als we berechtigingen en verdrukking aanschouwen, zal de kracht om ons geloof te verdedigen en de moeilijkheden te overwinnen, slechts van het geloof in het evangelie van het water en de Geest komen. Het is door de kracht van dit evangelie dat ons gelaat kan oplichten in vreugde zelfs als we moe worden van de ontelbare strijden die we tijdens ons dagelijks leven aanschouwen. Dit is de liefde van onze Heer.
Soms zijn de mensen geneigd in de val van het wettische te vallen. Zij denken dat God hun zegende voor wat zij hebben gedaan. Ik wil natuurlijk niet voorstellen dat dit volkomen verkeerd is, want de Heer zei dat Hij degenen zou liefhebben die Hem liefhebben. Maar het is niet door wat we gedaan hebben dat God ons zo enorm liefhad dat Hij ons zondeloos maakte. Omdat God alle beloften die Hij ons gemaakt heeft, kent, en omdat Hij al onze zonden kent, heeft Hij, in Zijn volmaakte wil en liefde, ons omarmd en ons heel gemaakt. Het is slechts vanwege Zijn zegens dat we in vreugde kunnen leven. Het is omdat God ons Zijn volk heeft gemaakt en Zijn dienaren, dat we voor de Heer kunnen werken, gekleed kunnen zijn in Zijn heerlijkheid, het evangelie aan anderen preken, en als de tijd komt, gemarteld worden namens Hem. Hij is de Ene die het ons mogelijk maakt om deze dingen te doen.
Waar haalden de vrouwelijke martelaars in Quo Vadis de kracht vandaan om lofgezangen aan de Heer te zingen terwijl ze gedood werden? Zij vonden de kracht in de liefde van onze Heer. Omdat de liefde van Christus zo groots was, konden zij het martelaarschap met lof omarmen.
Hetzelfde principe geldt voor ons eigen leven. We leven ons leven omdat de Heer het ons mogelijk gemaakt heeft dit te doen; het is niet vanwege onze eigen werken dat we als de kinderen en de dienaren van God leven. We hebben niets gedaan om het te verdienen. Het is door God’s onveranderlijke en volmaakte liefde voor ons en ons geloof in deze liefde dat we Hem tot het einde toe kunnen volgen, zelfs als we soms struikelen. Deze kracht is de kracht van God, en niet die van ons. Het martelaarschap is slechts mogelijk door de liefde van God die ons heel heeft gemaakt, door de genade van God alleen kunnen we het martelaarschap omarmen. Herinner u deze waarheid dat God het voor u mogelijk maakte om gemarteld te worden, en verspil geen tijd door uzelf op het martelaarschap voor te bereiden, alsof er iets is waar u iets aan kunt doen. Slechts ons geloof in het evangelie van het water en de Geest zullen het ons mogelijk maken om de Heer tot onze allerlaatste adem te loven.
De Heer zei tot de zeven Gemeenten in Azië: “Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is.”
 De boom des levens staat in de Nieuwe Hemel en Aarde. Daar is de troon van God, huizen gebouwd met waardevollen stenen en het overstromende water des levens. God heeft dit Paradijs van Hem aan de mensen beloofd die overwinnen, en zij zullen er dan eeuwig met Hem in volmaaktheid leven.
Zij die overwinnen, doen dit met hun geloof in het evangelie van het water en de Geest. Alles andere dan dit evangelie zou het onmogelijk maken om te overwinnen, en het kan slechts behaald worden door de kracht van God, niet door de kracht van de mens. De kracht die het voor ons mogelijk maakt om te overwinnen komt slechts van God. We moeten ons realiseren en waarderen hoe groots het evangelie van het water en de Geest is en hoe groots de liefde van God en Zijn zaligheid zijn, omdat het dit evangelie is dat ons het geloof geeft om het martelaarschap te omarmen. We mogen allen zwak zijn, ongetalenteerd, onbegaafd, incompetent, dwaas en onwetend, maar we hebben nog steeds de kracht want we hebben het evangelie van het water en de Geest in ons hart.
De namen van degenen die in het evangelie van het water en de Geest geloven staan in het Boek des Levens geschreven. Iedereen wiens naam niet in het Boek des Levens genoteerd staat, zal daarentegen vallen en kapituleren voor Satan. Slechts degenen wiens namen in het Boek des Levens genoteerd staan, door in het evangelie van het water en de Geest te geloven, zullen niet voor de Duivel buigen. U moet zich ervan verzekeren dat uw naam duidelijk en zeker in het Boek van het Leven staat geschreven.
Als we gemarteld zijn, zal het door ons geloof zijn, de eerste liefde van Christus die onze Heer ons heeft gegeven. We kunnen op ons martelaarschap wachten zonder ons zorgen te maken of angst te hebben omdat we geloven dat de Heilige Geest die in ons aanwezig is, ons de kracht zal geven om ons martelaarschap te aanschouwen. Omdat het lijden van de martelaarschap niet vergeleken kan worden met de heerlijkheid van de hemel die ons te wachten staat, krimpen we niet ineen voor onze dood en in plaats daarvan omarmen we moedig ons martelaarschap om het waardevolle evangelie te verdedigen. We moeten ons niet meer afvragen hoe we gemarteld kunnen worden, want het is niet door onze inspanningen maar door God dat we gemarteld worden.
Ik ben ervan overtuigd dat de volgende aankondiging op een dag door luidsprekers zal worden gemaakt: “Beste burgers, dit is de laatste dag om het teken te ontvangen. Slechts enkele burgers zullen het teken vandaag moeten ontvangen. We zijn tot dusver enorm dankbaar voor uw medewerking. Het is erg goed en onmisbaar voor u om het teken te ontvangen omdat het nodig is om de orde in uw land te herstellen. Kom dus alstublieft naar het gemeentehuis en ontvang het teken zo spoedig mogelijk. Ik zeg u nogmaals dat het vandaag de laatste dag is om het teken te ontvangen. Zij die het teken niet op tijd ontvangen, zullen ernstig bestraft worden. Om dit te verduidelijken zal ik de namen van degenen die het teken nog niet hebben ontvangen, omroepen.” Dit is natuurlijk fantasie maar zulke dingen zullen in de nabije toekomst zeker gebeuren.
Gelovigen van de Vroege Kerk identificeerden elkaar met het teken van de vis. Er was een paswoord onder hun. Wij zouden ook liever een teken willen maken dat het ons mogelijk maakt om onze broeders en zusters te erkennen, zodat we elkaar’s geloof genoeg kunnen aanmoedigen om het martelaarschap te omarmen.
Omdat het martelaarschap niet iets is dat we door onze inspanningen kunnen behalen, kunnen we onze zorgen achterlaten en het moedig tegenmoet treden. Men hoeft niets te vrezen voor onze rechtvaardige dood. Alles wat we doen moeten is voor de Heer te leven terwijl we op deze aarde zijn. We kunnen onszelf aan de Heer geven omdat we weten dat we voorbestemd zijn om namens onze God gemarteld te worden. U moet zich realiseren dat als u het martelaarschap probeerde te ontvluchten uit angst voor het verlies van uw bezittingen, u nog groter leed en rampspoed aanschouwen zult. U moet een van het volk van geloof worden die, wetende dat zij gemarteld worden voor Christus, tot hun einde hun leven voor de Heer leiden.
Als we ons realiseren dat we gemarteld zullen worden, zullen we wijzer worden in ons geloof, en in ons werkelijke leven. Deze kennis is de kern van onze dwaasheid, door ons toe te staan om alle langdurige wereldse verbintenissen achter te laten. Het betekent niet dat we ons leven moeten opgeven, maar dat we voor de Heer zouden moeten leven. Totdat de macht van God Satan in de bodemloze put gooit, leven we voor de Heer die ons redde, vechten we tegen Satan en de Antichrist en overwinnen we hem, en we geven alle heerlijkheid van de overwinning aan God en aan Hem alleen. God wilt door ons verheerlijkt worden. Ik dank de Heer voordat Hij ons toestaat om met ons geloof Hem, die ons zoveel gegeven heeft, te verheerlijken.
We geloven dat de Heer gauw zal wederkeren om ons mee te nemen. Als veel zielen naar God terugkeren in de eindtijd, zal God hun allen in Zijn armen ontvangen en hun wegdragen. Zoals God de Kerk van Filadelfia zei in de Openbaringen 3:10, “Omdat gij het woord Mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken, die op de aarde wonen.” God zal zeer zeker Zijn Woord van de belofte bewaren.
Door “gij hebt het woord Mijner lijdzaamheid bewaard”, verwijst God naar het getrouwe leven van de heiligen. Het betekent dat zij aan hun geloof vasthielden wat anderen ook zeiden of hun ook aandeden. Toen God zei dat Hij “zo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking”, zei Hij dat degenen die Zijn gebod gehouden hebben om te volharden, van het oordeel des geloofs zullen worden uitgesloten.
Als de tijd van de verdrukking en het martelaarschap komt, zal God ons gewoon wegwissen omdat we getrouw ons alledaagse leven van dienst en gebed leven. Als we in gedachten houden dat we gemarteld worden, zal ons hart van alle puin gereinigd worden en ons geloof zal hierdoor nog sterker worden. We moeten ons huidige geloofsleven leiden voor God door God’s belofte, dat met ons martelaarschap we allen van het uur der verzoeking zullen worden verlost, te herinneren. We moeten, kort gezegd, volgens ons geloof leven.
Het tijdperk van vandaag de dag is het tijdperk van de Openbaringen. Er zijn veel dwaze Christenen die, terwijl ze het Woord van God negeren, halsstarrig vasthouden aan hun valse geloof in de doctrine van de voor-verdrukkingse opname. Als de laatste dag komt, zullen zij ontdekken hoe verkeerd zij waren. Hun dagen van invloed en macht zijn geteld; alles dat we nu nog doen moeten is in de zekerheid leven van onze hoop dat God Zijn Woord van belofte zal vervullen.
Als we het middenpunt van de Grote Verdrukking bereiken, zullen we gemarteld zijn om ons geloof te verdedigen, en net voordat de plagen van de schalen beginnen, zullen we door God vervoerd worden in de lucht en we zullen het Duizendjarige Rijk binnengaan. Als onze hoop om met Christus te regeren verwerkelijkt is, zal al ons leed op deze aarde meer dan gecompenseerd zijn door de beloningen die ons te wachten staan, en onze binnenkomst in de eeuwige Nieuwe Hemel en Aarde zal ons dan overweldigen met onzegbare vreugde. Nu leven we volgens het geloof voor de Heer, in de hoop op de vervulling van deze belofte van God. Door in onze Heer te vertrouwen dat Hij al Zijn beloften gaat vervullen, leven we met verlangende afwachting op de dag dat we in staat zullen zijn met Hem voor altijd in ons verheerlijkte lichaam te leven.
Ik dank de Heer voordat Hij ons het evangelie van de volmaakte verlossing van de zonde heeft gegeven, voordat Hij het voor ons heeft mogelijk gemaakt het martelaarschap te omarmen om ons geloof in Hem te verdedigen, en voordat Hij ons tussen Zijn gezegenden laat staan.
 
 
Achtergrond van de Kerk van Efeze
 
Efeze, een grote havenstad in de regio van Klein-Azië van het Romeinse Rijk, was een centrum van handel en religieuze activiteiten. In de tijd van de Vroege Kerk was het een bloeiende internationale stad; in het noorden was Smyrna, en ten zuiden lag Miletus. Volgens de mythe bouwde Amazone, de moedige godin van de oorlog, de stad voor het eerst in de 12 eeuw voor Christus toen ze het aan Androclus, een kroonprins van Athene gaf.
Efeze was, materialistisch gezien, een bloeiende stad, wat betekende dat het ook een erg wereldlijke stad was. Daarom zei God tegen de Kerk van Efeze dat ze tot het einde toe moest vechten om Satan te overwinnen zodat het niet Zijn evangelie van het water en de Geest zou verliezen. We moeten ons realiseren hoe belangrijk God’s Woord van waarheid is, en we moeten ons geloof met alle middelen verdedigen.
Door de Apostel Johannes schreef God aan de Kerk van Efeze: “Dit zegt Hij, Die de zeven sterren in Zijn rechter hand houdt, Die in het midden der zeven gouden kandelaren wandelt: Ik weet uw werken, en uw arbeid, en uw lijdzaamheid, en dat gij de kwaden niet kunt dragen; en dat gij beproefd hebt degenen, die uitgeven, dat zij apostelen zijn, en zij zijn het niet; en hebt ze leugenaars bevonden; En gij hebt verdragen, en hebt geduld; en gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid, en zijt niet moede geworden.” De Kerk van Efeze werd door God aanbevolen voor haar werken, geduld, voor het niet tolereren van kwaad, en voor het testen en onthullen van valse apostels, voor het onvermoeid werken voor Zijn naam in volharding en geduld.
Maar de Kerk van Efeze werd ook berispt voor haar fouten. Als de passage verdergaat: “Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten. Gedenk dan, waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeer u, en doe de eerste werken; en zo niet, Ik zal u haastelijk bij komen, en zal uw kandelaar van zijn plaats weren, indien gij u niet bekeert. Maar dit hebt gij, dat gij de werken der Nikolaieten haat, welke Ik ook haat. Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is.”
In de bovenstaande passage wordt gezegd dat God de Nicolaieten haat. Met de Nicolaieten wordt hier naar een bepaalde groep gelovigen verwezen die tegen God stonden, Zijn kerk en Zijn waarheid. Wat de Nicolaieten precies deden is gedetaileerder uitgewerkt in de volgende passage die gericht is aan de Kerk van Pergamus.
 
 
De fouten van de Nicolaieten
 
Openbaringen 2:14 zegt, “Maar Ik heb enige weinige dingen tegen u, dat gij aldaar hebt, die de lering van Balaam houden, die Balak leerde den kinderen Israels een aanstoot voor te werpen, opdat zij zouden afgodenoffer eten en hoereren.” De kruisverwijzing naar deze passage kan gevonden worden in hoofdstuk 22 van het Boek Numeri, waar het verhaal van Balak, de koning van de Moabieten, genoteerd staat.
Tegen de tijd dat de Israeli’s de vlakten van Moab in Kanaän hadden bereikt, na hun uittocht van Egypte, hadden ze de zeven stammen van het land veroverd, “als een os die het gras van het veld likt.” Balak kreeg angst voor hun God nadat hij van deze verovering hoorde, want hij vreesde dat het geloof van de Moabieten ook veroverd zou worden net als de stammen van Kanaän. Terwijl hij probeerde een uitweg te vinden om te voorkomen dat de Israeli’s hun veroverden, riep Balak Balaam, een valse profeet, zodat deze de Israeli’s op zijn verzoek zou vervloeken.
Balaam was een valse profeet maar de niet-Joden dachten dat hij een dienaar van God was. Hij was geen afstammeling van de Hogepriester Aaron, noch was hij een Leviet. Maar de koning van de Moabieten, Balak, geloofde dat degenen die Balaam zegende, gezegend zouden zijn, en degenen die hij vervloekte, vervloekt zouden zijn. In die tijd was Balaam, alhoewel hij een valse profeet was, over het hele land beroemd als een bekende tovenaar.
En toch kon Balaam niet gehoorzamen aan wat koning Balak hem gevraagd had. De reden was dat omdat de Israeli’s het volk van God waren, niet slechts Balaam geen toestemming had van God om de Israeli’s te vervloeken, maar dat ook het proberen hiertoe een vloek op hemzelf zou leggen. Overweldigd door de geestelijke macht van God, kon Balaam niets anders doen dan de Israeli’s werkelijk te zegenen. Hierdoor kwaad gemaakt, vroeg Balak Balaam de Israeli’s te vervloeken vanaf een plaats waar hij ze niet kon zien.
Balaam ontving grote hoeveelheden rijkdommen van Balak en hiervoor leerde hij Balak een manier om een vloek over de Israeli’s te werpen. Het plan was om hun te verleiden hoererijen te begaan door hun uit te nodigen op een feest van de Moabieten en hun van vrouwen te voorzien, zodat de Israeli’s door God bestraft zouden worden voor hun zonden. Dit is hoe de valse profeet Balaam, Balak leerde hoe hij de Israeli’s kon vernietigen.
God zei dat Hij Balaam haatte omdat Balaam een mens was die van geld hield. Er zijn veel mensen in de huidige Christelijke gemeenschap die net zoals Balaam zijn. Zij zijn in feite valse profeten, maar veel van hun worden nog steeds gerespecteerd en geëerd. Maar wat Balaam navolgde waren materiële bezittingen. Wanneer hem geld gevoed werd, zegende hij; wanneer hij dat niet kreeg, vervloekte hij. In de huidige Christelijke gemeenschap, zijn er jammer genoeg te veel die de dienaren van God tegenstaan, net zoals Balaam dat deed. Als zij die in God geloven, slechts materiële voordelen nastreven, eindigen zij als valse profeten. Daarom haatte God de Nicolaieten.
Weet u wat vernietiging aan de kerk van God en Zijn dienaren brengt? Het is de liefde voor geld. Zij die slechts materiële voordelen nastreven voor hun ogen, zullen hun eigen vernietiging voor God tegenmoet treden.
 
 
De Kerken Die Balaam Volgen
 
Tegenwoordig, evengoed als in de tijd van de Apostels, zijn er veel wereldlijke kerken en valse dienaren die de weg van Balaam volgen. Zij putten ieder middel uit om het geld van hun volgers binnen te schrapen. Er is bijvoorbeeld deze vreemde drang om binnen een congregatie te concurreren om het geloof te getuigen, niet door hun geestelijke maar door hun materiële offeringen, alsof de contributie van een gelovige de barometer is van zijn/haar geloof. Aan te geven dat het geloof van degenen die meer aan de kerk bijdragen, groter is dan het geloof van degenen die minder geven; het enigste doel in het koesteren van deze bedorven drang is de verrijking van de kerk.
Het is natuurlijk een wonderbaarlijk ding als de gelovigen besluiten God en Zijn evangelie uit de grond van hun hart te dienen. Maar valse profeten als Balaam azen op de gelovigen om hun eigen buik te vullen. Zij sporen hun volgers tot een competitie van materiële getuigenis aan zoals, “Ik bood de kerkgelden getrouw aan, en God heeft door mijn zaak tienvoudige zegens beloond.” Bedrogen door Balaam, denken argeloze gelovigen dat dit de manier tot het ware geloof is, terwijl het in feite een manier is tot hun verarming, zowel geestelijk als ook materieel, valse trots en ten slotte hun eigen vernietiging.
“De daden van de Nicolaieten” zijn niet anders dan de daden van Balaam. Net zoals Balaam Balak in zijn hebzucht leerde een struikelblok voor de Israëli’s te zetten, zo zijn velen in de huidige Christelijke gemeenschap die beweren dat zij de dienaren God’s zijn, slechts geïnteresseerd in het vullen van de zakken van hun eigen congregaties. Zij die op het verkeerde pad geleid zijn door deze valse profeten, eindigen met lege handen nadat ze al hun bezittingen aan deze valse herders hebben afgestaan, en wat nog erger is, ze zullen vroeg of laat wakker worden en beseffen dat wat zij geloofden, volkomen verkeerd is. Uiteindelijk zullen zij de valse kerk de schuld geven en hun geloof opgeven. Helaas is de trieste werkelijkheid dat deze stand van zaken niet ongewoon is, zelfs niet in de zogenaamde evangelische kerken. Veel gelovigen worden, bedrogen door Balaam, misleid door deze fraude en verlaten de kerk.
De Geschriften vertellen ons dat God de daden van de Nicolaieten haat. Als we de Nicolaieten volgen, zullen we ons geloof in God verliezen. We hebben veel getuigenissen die God ons gaf, en deze zijn allen geestelijk verrijkende schatten. Maar het nastreven van materiële voordelen door het gebruik van de getuigenissen is iets waar we absoluut bij vandaan moeten blijven want het is de manier van de Nicolaieten die God Zelf haatte.
 
 

Geloof met Karakter

 
God waarschuwde tegen de daden van de Nicolaieten aan alle zeven kerken in Azië. Daarbij beloofde Hij ook nog dat degenen die zouden overwinnen van de boom des levens zouden eten. Als we de Heer dienen, doen we dit volgens het geloof, vanwege de dankbaarheid van Zijn verlossing en vanwege de kennis dat de verspreiding van het evangelie van het water en de Geest het juiste ding is om te doen. We dienen niet God door op te scheppen voor anderen of om ons op de een of andere manier goed af te spiegelen. Het zou geen ware dienst noch het ware geloof zijn om dit te doen. In de kerk van God moeten we voorzichtig zijn over deze daden van de Nicolaieten. Dit is waarom de Heer alle zeven kerken van Azië voor de Nicolaieten waarschuwde.
Weet u waarom veel van de kerken die geen wedergeboren kerken zijn, zo groot in zo’n korte tijd zijn gegroeid? Zij groeiden omdat wat deze kerken bouwde vals geloof en valse getuigenissen waren. De dienaren van God moeten nooit profiteren van hun kudde om hun eigen buik te vullen.
Het ware geloof is om in de zaligheid te geloven, dat God ons met het doopsel van Jezus gaf, Zijn bloed aan het Kruis en Zijn oordeel in onze plaats. Maar veel kerken, wedergeboren of niet, gebruiken getuigenissen om de zakken van hun congregaties te plunderen. U moet voorzichtig en wijs genoeg zijn om te erkennen dat terwijl ware getuigenissen stichtelijk voor uw geloof zijn en God verheerlijken, valse uw val zullen zijn.
De rijkste kerken van de huidige wereld worden geleid door predikanten die net zo zijn als Balaam. De kerkleiders die Balaam’s pad nastreven, gebruiken hun kerken om hun volgers uit te buiten om slechts hun materiële interessen uit te breiden. De Christelijke leiders als Balaam stalen geld van hun volgers door hun tot een wedstrijd van materiële getuigenissen aan te sporen. Ik verfoei hun daden tot het uiterste.
Het ware geloofsleven begint met niets anders dan het geloof. We moeten wijs genoeg zijn om de vallen van de Nicolaieten die Satan gezet heeft, te ontkomen. Iedereen moet weten wat de daden van de Nicolaieten zijn, en nooit bedrogen worden door de dienaren van Satan wiens hebzucht geen grenzen kent. De dienaren van God moeten vooral uiterst voorzichtig zijn in dit opzicht. Dit sluit de predikanten in. Wanneer de predikanten overbezorgd worden ten opzichte van hun materiële bezittingen, welke auto’s zij rijden, hoe groot hun huizen zijn, hoeveel vastgoed zij bezitten, hoe vet hun bankrekeningen zijn, zullen zij uiteindelijk hun kerken gaan oplichten, wat hun naar het pad van de Nicolaieten leidt.
God zei de zeven Gemeenten van Azië om op de hoede te zijn voor dit thema. De man van Balaam’s geloof zoekt slechts materiële voordelen, zelf-verheerlijking en uiteindelijk neemt hij zich voor om de gronder van een cult te zijn. De kerk van God moet zelf geen materiële bezittingen nastreven. Zoals God ons beloofd heeft dat Hij degenen die het evangelie van het water en de Geest nastreven zal zegenen, zo moeten wij onze materiële bezittingen gebruiken om het evangelie te preken, en niet om het op deze aarde te verzamelen.
 
 

Verwerp de Valse Herders

 
Zelfs de wedergeboren gelovigen zullen verdoemd zijn als zij in de val van de Nicolaieten worden gevangen. In het begin zullen zij denken dat het geloof van zulke leiders wonderbaarlijk en sterk is, maar het bedrog van de valse herders zal hun uiteindelijk naar hun ondergang leiden.
God zei tegen de engel van de Kerk van Efeze dat Hij de daden van de Nicolaieten haatte. Iedereen die gevangen is door de Nicolaieten zal zijn/haar ondergang tegenmoet treden. Of hij/zij nu een wedergeboren gelovige is, een dienaar van God, of iemand anders, de vernietiging is zeker als men door de Nicolaieten gevangen is. Zoals een slechte herder de kudde naar de dood leidt, zo brengen valse profeten vloeken.
Dit is waarom God Zijn dienaren zei, “voedt Mijn lammeren.” De dienaren van God moeten de gelovigen hoeden zoals de herders hun lammeren hoeden, hun van het gevaar beschermen en zorgen dat aan hun behoeften voldaan wordt. Als herders moeten zij zich ervan verzekeren dat hun kudde niet verdwaalt, uitvinden welke gevaren er op hun loeren, en voorkomen dat ze zulke gevaren benaderen.
Ik hoorde van de mensen die werkelijk schapen houden, dat zij een van de meest koppige dieren zijn. Zijn wij niet net als deze halsstarrige schapen voor God? God heeft een goede reden als Hij de metafoor van de lammeren gebruikt om ons te beschrijven, want Hij weet erg goed hoe koppig wij in wezen zijn.
Waarom sprak God herhaaldelijk van de daden van de Nicolaieten, Jezebel en Balaam tegen de zeven Gemeenten van Azië? Waarom beloofde Hij dat degenen die overwinnen, van de boom des levens te eten kregen? Hij deed dit om ons te leren ons tegen het bedrog van de valse profeten te beschermen. We moeten over het Woord van God nadenken en onszelf afvragen, “Wat is het ware evangelie van het water en de Geest?” Het Woord van God met een of andere menselijke leer te vermengen en het schoonschijnend te systematiseren betekent niet dat het het evangelie is. Er zijn veel prachtig vervaardigde en afgeleverde preken in het huidige Christendom die niets te maken hebben met het evangelie van het water en de Geest. Veel beroemde prekers hebben zelfs hun eigen professionele schrijvers die hun preken schrijven namens hun, en alles wat zij moeten doen is deze tekst die door iemand anders voorbereid is, voor te lezen.
We moeten ons nooit laten vangen door Nicolaieten. De wedergeboren kerk moet voorzichtig zijn om niet materiële voordelen na te streven; vooral prekers moeten constant op hun hoede zijn, maar ook de anderen in de congregatie. Door te proberen geld van de kerkleden te onttrekken, de kerk in materiële buitensporigheid te verfraaien en kerkgebouwen te bouwen die meer op paleizen lijken dan een aanbiddingstempel, terwijl men preekt dat de terugkeer van de Heer op handen is, zijn alles daden van het valse geloof, om precies te zijn, de daden van de Nicolaieten.
We moeten vooral op de hoede zijn voor de valse herders, en we moeten ons ervan vergewissen dat we nooit bedrogen worden om hun geloof te volgen. De heiligen moeten gewoon niet van geld houden. We moeten liever van het evangelie van het water en het bloed houden, de eerste liefde van God. We moeten ons getrouwe leven leven terwijl we aan de waarheid dat Hij ons door Christus’ water en bloed gered heeft, vasthouden tot de dag dat we Hem ontmoeten. We moeten in het Woord van God geloven dat Jezus al onze zonden met Zijn doopsel en Zijn dood aan het Kruis heeft weggenomen.
Zij die de Nicolaieten volgen, preken nooit het evangelie van het water en de Geest. Zij zijn niet in de werken van het evangelie van het water en de Geest geïnteresseerd, maar slechts in het verdienen van geld. Dit zijn de Balaam’s van tegenwoordig, die een struikelblok voor de Israeli’s zetten en hun naar de vernieling leiden. U moet dit herinneren.
Balaam werd uiteindelijk door Joshua gedood. Zoals het Boek van Joshua aangeeft, was deze valse profeet gedood onder het zwaard van Joshua toen de Israeli’s Kanaan veroverden. Balaam werd gedood omdat hij niet een ware dienaar van God was. Iedereen die de naam van Christus gebruikt om de onschuldige gelovigen uit te buiten en hun eigen buik te vullen zijn de Balaams van tegenwoordig. We moeten ons herinneren dat Balaam ieder beschikbaar middel gebruikte om zijn hebzucht te stillen.
God zei de dienaren van de Kerk van Efeze, “Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is.” Om het anders te zeggen, deze passage betekent ook dat degenen die falen en verliezen, zullen sterven. Het volgen van de weg van Balaam is verliezen, het pad naar iemand’s eigen dood. God gaf ons Zijn Woord van waarschuwing zodat we niet in de val van de Nicolaieten zouden trappen, en ik dank Hem ervoor. Ik bid en ik hoop innig dat u niet voor de materiële verleidingen zult bezwijken en verlaten zult worden door God vanwege uw hebzucht.